30 maart 2017

Ad Noctum (De Warande Kuub - 29.03.2017)

De Franse choreograaf Christian Rizzo (°1965) maakte deze voorstelling als tweede deel in een drieluik, waarbij hij zich liet inspireren door (volks)dans als sociaal ritueel. Anderzijds vatte hij deze choreografie ook op als een soort van nocturne, een ode aan de duisternis.

Op het podium : een groot vlak met geometrische patronen, uitgetekend in zwart/witte lijnen. Twee dansers (Kerem Gelebek en Julie Guibert). En een derde protagonist : een zwevende box waarvan de zijden zijn bespannen met een soort van gaas en waarin projectiemateriaal geïnstalleerd is. Bij de aanvang van de voorstelling is het nog stil en pikdonker. Eén zijde van de box licht op en het geschuifel van de twee dansers is de enige soundtrack. Langzaam zwelt dan toch de muziek aan (een boeiende electronica-soundscape van Puce Moment, zijnde Nicolas Devos en Pénélope Michel) en volgt de eerste van ontelbaar veel black-outs : gedurende enkele seconden wordt het compleet donker, waarna de box één van zijn vele licht-variaties aanneemt en de twee dansers vanuit andere posities op het geometrische vlak hun dans hernemen.

Soms lichten de zijden van de box op, soms worden van binnenuit beelden op de gaas geprojecteerd of wordt de illusie van mist opgeroepen. Licht-kunstenares Caty Olive ontwierp de licht-composities, terwijl de Taiwanese computergraficus Juan-Hau Chuang en vidéaste Sophie Laly de geprojecteerde beelden ontwierpen. Een heuse multi-disciplinaire onderneming dus. Op een gegeven moment lijkt de laatste black-out een feit te zijn. Maar dan keren de twee dansers alsnog terug, ditmaal gekleed als twee harlekijnen, traag en monotoon bewegend terwijl uit hun kostuums rook opstijgt. Dit alles op de muziek die Arvo Pärt componeerde bij het uit 1789 daterende gedicht "My Heart's in the Highlands" (Robert Burns).

Ik kon deze voorstelling best wel pruimen, alhoewel de vele black-outs op den duur de hegemonie van de choreografie niet ten goede kwamen en het geheel té fragmentarisch overkwam. Dat dit soort van voorstellingen geen spek voor ieders bek is, bleek duidelijk uit een gesprek dat ik nadien in de wandelgangen kon opvangen tussen twee tienermeisjes (want ja, er zaten duidelijk weer veel verplicht aanwezige leerlingen in de zaal, een bij veel voorstellingen vrij storend element waarvan ik het nut toch af en toe in twijfel trek). Dixit één van de bakvissen : "Oh My God, dees was verschrikkelijk !" Ach, misschien zou ik op die leeftijd wel dezelfde mening geuit hebben.

Geen opmerkingen: